Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
29 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2018. De verdachte, geboren in 1985, had beroep ingesteld tegen een veroordeling voor diefstal, zoals omschreven in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De kern van de zaak betrof de vraag of de betekening van de dagvaarding in hoger beroep moest plaatsvinden bij een asielzoekerscentrum in Rennes, Frankrijk, waar de verdachte had aangegeven met haar kinderen te wonen, zonder een specifiek adres te noemen. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.