ECLI:NL:HR:2022:461

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
20/03922
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslag ex art. 94 Sv en derdenbescherming ex art. 3:86 BW

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, gedateerd 9 juli 2020, met nummer RK 19/6915 en 19/6916. De klagers, geboren in 1972 en 1976, hebben een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het betreft een beklaagde beslissing over beslag op een boot van de klagers, die onder andere verdacht worden van diefstal. De vraag die centraal staat is of een derde als verkrijger te goeder trouw kan worden aangemerkt, in het licht van de bescherming van derden volgens artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek.

De advocaat S. Ben Tarraf heeft namens de klagers een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 het beroep verworpen, waarbij de beschikking is gegeven door vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03922 B
Datum29 maart 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2020, nummer RK 19/6915 en 19/6916, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager 1] ,
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1972,
en
[klager 2] ,
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klagers. Namens deze heeft S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2022.