Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
19 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld door het openbaar ministerie naar aanleiding van een beslissing van de rechtbank van 17 februari 2021, waarbij beslag was gelegd op onroerende goederen van de klagers in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar verdenking van witwassen. De rechtbank had op verzoek van de klagers het beslag op twee panden opgeheven, wat leidde tot een motiveringsklacht van het openbaar ministerie. De Hoge Raad heeft de klachten van het openbaar ministerie beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van het openbaar ministerie dan ook verworpen.