ECLI:NL:HR:2022:455

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
21/02274
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen opheffing beslag op onroerende goederen in strafrechtelijk onderzoek naar witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld door het openbaar ministerie naar aanleiding van een beslissing van de rechtbank van 17 februari 2021, waarbij beslag was gelegd op onroerende goederen van de klagers in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar verdenking van witwassen. De rechtbank had op verzoek van de klagers het beslag op twee panden opgeheven, wat leidde tot een motiveringsklacht van het openbaar ministerie. De Hoge Raad heeft de klachten van het openbaar ministerie beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van het openbaar ministerie dan ook verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02274 B
Datum19 april 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 februari 2021, nummers RK 20/295 en RK 20/297, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
en
[klager 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de klagers, F.J.H.M. Berndsen, advocaat te Breda, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 april 2022.