ECLI:NL:HR:2022:454

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
21/00185
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en Europese Verordening inzake afvalstoffen in privaatrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen SAGRO Aannemingsmaatschappij Zeeland B.V. en een Belgische N.V. De zaak betreft een onrechtmatige daad in het kader van een kort geding, waarbij de betekenis van de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) in een privaatrechtelijke rechtsverhouding centraal staat. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van SAGRO verworpen, na beoordeling van de klachten over het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft SAGRO tevens veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 9.286,34, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat van de verweerster. Dit arrest is gewezen door de vicepresident en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00185
Datum25 maart 2022
ARREST
In de zaak van
SAGRO AANNEMINGSMAATSCHAPPIJ ZEELAND B.V.,
gevestigd te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
EISERES tot cassatie,
hierna: Sagro,
advocaat: D. Rijpma,
tegen
[verweerster] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: R.T. Wiegerink.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/492307 / KG ZA 19-724 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 24 januari 2020;
het arrest in de zaak 200.275.855 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020.
Sagro heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Sagro heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Sagro in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 7.086,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Sagro deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 maart 2022.