Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beslissing
19 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2021. De zaak betreft een poging tot doodslag waarbij de verdachte, geboren in 1991, met een vuurwapen op het lichaam van de aangever heeft geschoten in een café in Amsterdam. De verdachte heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd veroordeeld. Namens de verdachte heeft advocaat J. Kuijper cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat R.A. Korver, die ook een cassatiemiddel indiende. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.