Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het vonnis waartegen cassatie is ingesteld, dateert van 3 december 2020 en betreft een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992. De verdachte is aangeklaagd voor moord, zoals omschreven in artikel 2:262 van het Wetboek van Strafrecht voor Sint Maarten. De advocaat van de verdachte, Y. Moszkowicz, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin hij de Hoge Raad verzoekt om de uitspraak van het hof te vernietigen. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in stand blijft.