ECLI:NL:HR:2022:413

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20/03103
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door politieambtenaren met dronken aangeefster tijdens hulpverlening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, een politieambtenaar, was samen met een medeverdachte aangeklaagd voor ontucht met een dronken aangeefster die aan hun waakzaamheid was toevertrouwd. De feiten vonden plaats in de nacht van 19 op 20 februari 2012, toen de aangeefster, na een avond carnaval, door de politieagenten werd aangesproken en aangeboden werd om naar huis gebracht te worden. De aangeefster, die onder invloed van alcohol was, stapte in de dienstauto van de agenten. Tijdens de rit hebben de agenten seksuele handelingen met haar verricht. Het hof oordeelde dat er sprake was van een juridische, geformaliseerde relatie tussen de aangeefster en de agenten, waardoor de aangeefster aan hun waakzaamheid was toevertrouwd. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het cassatieberoep van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de ontucht niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting en dat de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden, de wilsvrijheid van de aangeefster ernstig beperkten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ambtenaren in hun functie en de bescherming die de wet biedt aan personen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03103
Datum22 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2020, nummer 21-004220-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van feit 1 voor zover die inhoudt dat de aangeefster aan de waakzaamheid van de verdachte en de mededader was toevertrouwd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 meer subsidiair bewezenverklaard dat:
“hij op 20 februari 2012 te [plaats] en te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, als ambtenaar ontucht heeft gepleegd met een persoon, te weten [aangeefster] , die aan hun waakzaamheid was toevertrouwd, immers hebben hij en zijn mededader, die beiden werkzaam waren als opsporingsambtenaar/politieambtenaar, die [aangeefster] , die kennelijk verkeerde onder invloed van een meer dan geringe hoeveelheid alcohol, tijdens een surveillance in hun dienstauto meegenomen, waarbij zij die [aangeefster] lieten weten haar naar haar verblijfsadres te brengen, en vervolgens die [aangeefster] gevingerd en hun penissen gebracht in respectievelijk haar mond en in haar vagina terwijl verdachte bij het begaan van dit strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van gelegenheid hem door zijn ambt als politieambtenaar geschonken.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende informatief gesprek zeden gevoerd op 20 februari 2012, d.d. 21 februari 2012, documentnummer 1, opgenomen op pagina 26 tot en met 28 van het dossier met nummer 20120021, voor zover inhoudende:
als verklaring van [aangeefster]
(...) Het was de bedoeling dat wij op zondagavond 20 februari carnaval zouden gaan vieren in “ [A] ”. (...) Ik heb mij verkleed in carnavalskleding. Ik droeg een zwarte jurk, een huidkleurige panty, laarzen, en had een klein plat zwart tasje. Ik droeg verder een groene jas (HM) en had een roze pruik, model Bobline, op mijn hoofd en droeg een roze boa met veertjes. (...) Vanuit de woning aan de [a-straat 1] ben ik omstreeks 21.00 uur, lopend naar “ [A] ” gegaan. (...) Bij [A] heb ik 10 muntjes gekocht. Ik heb alle 10 munten opgemaakt. (...) Ik voelde mij niet lekker (...) Nadien had ik zoiets van ik blijf ook niet en besloot om naar huis te lopen. Ik had op dat moment wel het gevoel dat ik teveel alcohol had gedronken. Via de brug over het kanaal ben ik in de richting van het tankstation gelopen. (...)
Onderweg heb ik nog wat berichtjes via de telefoon beantwoord. (...) Onderweg voelde ik mij weer niet goed worden en heb even tegen de gevel van een woning aangeleund. Ik kon niet tegelijkertijd lopen en berichten versturen. Gelijktijdig stopte er rechts van mij een auto. Dat was een grijze auto. Dat was om 00.10 uur. Toen ik in de auto keek zag ik dat er twee politieagenten in de auto zaten. Ik herkende de beide politiemannen als dezelfde die ik op 3 of 4 februari 2012 was tegen gekomen in “ [A] .” Zij vroegen aan mij of ik mij voelde en of het wel goed ging. Ik zei tegen hen: “Ja hoor, ik loop zo naar huis.” Kennelijk konden zij zien dat ik teveel had gedronken. Tevens vroegen zij aan mij of ik naar huis gebracht wilde worden. Ik wilde wel gebruik maken van dit aanbod. Ik vond het wel fijn dat ik naar huis gebracht werd en het voelde ook wel goed dat het politie was waarin ik wel vertrouwen had. Per slot van rekening had ik anders alleen moeten lopen met mogelijke dronken carnavalsgangers. Ik dacht dat het misschien wel verstandig was om met hen mee te gaan. De afstand vanaf daar naar mijn woning was ongeveer 1 kilometer. (...) Ik ben toen bij hen ingestapt. Ik moest op een gegeven moment lachen, want ze reden kats de verkeerde kant op. Ze reden namelijk rechtdoor richting de [b-straat] , het gemeentehuis en nog verder. Ik weet niet meet waar we toen precies waren. De donkere man die rechts voorin zat, begon me toen vragen te stellen over seks en zo. De andere politieagent reed en zei niet zoveel. Ik weet niet meer alles wat er gezegd is, maar ik weet nog wel dat die donkere man aan mij vroeg of ik wel eens geslikt had. Ik antwoordde hem dat ik dat wel een keer gedaan had. (...) Die politieagenten wisten nog dat ik bij mijn oma logeerde. Ik zei tegen hen dat ze verkeerd reden, maar ik hoorde toen dat zeiden: ‘We moeten onze ronde wel afmaken”. (...) Die donkere politie agent vroeg of ik haar had onder. Ik antwoordde dat ik dat niet had en dat ik daar een hekel aan heb. Hij vroeg toen aan mij of hij mocht voelen. Dat mocht van mij. Ik ben toen al omgevallen. Ik bedoel daarmee dat ik plat kwam te liggen op de achterbank van de auto. Op een gegeven moment is de auto gestopt. Aan beide kanten gingen de portieren van de auto open. (...) Die donkere jongen stopte toen zijn penis in mijn mond. De andere man trok toen mijn laars uit en mijn panty. Volgens mij is hij toen wel even bij mij binnen geweest. Ik bedoel hiermee dat hij met zijn penis in mijn vagina is geweest. Dat voelde ik volgens mij. Ik hoorde die andere man ook nog zeggen dat het niet lukte zo en dat het veel te krap was in de auto. Ik hoorde toen ook nog zeggen dat ik wel mijn kleding weer aan moest trekken. (...) Als ik nuchter was geweest, was dit nooit gebeurd. Toen ik boven was bij oma thuis, toen kwam het besef. Toen moest ik heel hard huilen. Ik wist dat het politieagenten waren omdat ze dat eerder tegen mij hadden gezegd. Ik hoorde ook de politie radio in de auto. Ik kon niet verstaan wat er gezegd werd op die politieradio. Het was een geen opvallende politieauto, het was volgens mij een zilverkleurige auto. Ik zat in eerste instantie achter de bestuurder in de auto. De seksuele handelingen zijn alleen in de auto gebeurd. Het zou goed kunnen dat er van mij nog iets in de auto is achtergebleven, Ik had namelijk allemaal veertjes aan mijn roze boa. (...) De donkere man stond buiten en ik heb hem alleen maar gevoeld. Ik had mijn ogen dicht de hele tijd. Ik was zo dronken. Ik weet niet zeker of hij klaargekomen is in mijn mond. Ik denk het wel, ik proefde op enig moment wel wat, hij stopte toen ook. (...) Later zag ik een vlek op mijn jas. Die andere man trok zich terug en zei dat de auto te krap was. Die andere was bovenop mij gekropen. Hij deed zijn penis dus in mijn vagina, maar dat lukte niet zo goed. (...) Er werden geen condooms gebruikt. Toen ik thuis kwam, hoorde ik mijn oma vragen of ik er weer was. Ik zei dat ik het was en ik ben toen naar boven gegaan. Ik kwam oma tegen op de gang. (...)
2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen m.b.t. uitwerking van verhoor aangeefster [aangeefster] , d.d. 1 maart 2012, documentnummer 2, opgenomen op pagina 43, 50 tot en met 55 en 57 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
De verhoorders worden aangegeven met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Aangeefster wordt aangegeven met [aangeefster]
(...) [verbalisant 1] : Hoe laat ben je daar weggegaan?
: Het was zo twaalf uur toen ik op de telefoon keek.
[verbalisant 1] : Ok. Je zegt het was net na twaalf uur omdat je op je telefoon keek en je daar het tijdstip op zag.
: Ik zag daar het tijdstip op. Ik bedacht dat ik nog redelijk op tijd was, vond ik wel omdat want in principe als je uitgaat is twaalf uur op zich wel een mooie tijd om naar huis te gaan om het zo maar te zeggen. Ik weet dat die gedachte ergens door mijn hoofd is gegaan. Ik heb nog gereageerd op de berichtjes en daarom stond ik stil, het ging niet om het te doen en te lopen, het ging niet. (...) Ik was in ieder geval de brug over gelopen voorbij het benzinestation, dat weet ik zeker. (...) Ik was onvast ter been. (...) Toen stopte er een auto naast mij, die vroeg of alles ok was. (...) Ik heb gezegd dat alles prima was en dat ik zo naar huis zou lopen, weet je wel. (...) Ik zag dat het twee politieagenten waren. Ik herkende ze.
[verbalisant 1] : Hoe weet je dat het politieagenten waren?
: Ze hadden kleding aan, uniform dus, en ik hoorde de radio in de auto. (...)
En ik had ze al eerder ontmoet he. Ook in [A] . In de nacht van 3 op 4 februari.
Ze hadden mij aangeboden dat ze mij naar huis zouden brengen. Mijn vriendin zat achter de kassa. Die politiemensen waren daar voor in de hal.(...) Mijn vriendin is [betrokkene 1] . Toen dacht ik ik vind het eigenlijk wel netjes dat ze het aanbieden, gewoon, een vrouw alleen over straat. Toen heb ik het niet aangenomen omdat ik niet naar huis toe wou.
[verbalisant 1] : Beveiliging, politie, wat heeft dat voor invloed op jou?
: Meestal raak ik daar wel van onder de indruk zeg maar.(...)
Het dwingt gewoon wel een stuk respect af. Ik heb wel eens dat ik wat aan de politie heb gevraagd en dat vond ik toch wel heel erg spannend zeg maar.(...)
[verbalisant 1] : Nou gaan we weer terug naar zondagavond even. Je zegt je kwam eruit en op de brug heb je waarschijnlijk je telefoon gepakt toen ben je voorbij het tankstation gegaan en je zegt nou en je was onvast ter been en toen ben je gaan kijken... wat heb je toen gedaan?
: Ik heb berichtjes verstuurd. Naar [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Dat was na twaalf uur. (...) Ze kwamen naast mij. Ik stond geleund ergens tegenaan en toen vroegen ze of alles goed was. Ik heb toen gezegd dat alles goed was en dat ik naar huis ging omdat het maar een klein stukje lopen was. Toen is er iets van een herkenning geweest.
Ik heb toen mijn pruik afgehaald ook, toen zij mij vroegen of zij mij ook naar huis konden brengen. Toen liep ik volgens mij al naar de auto. Ik deed mijn pruik af en toen zei hij: “Dat is beter”. (...) En toen ben ik achterin gaan zitten. (...) Achter de bestuurder in eerste instantie. Dat is ook waar ik ingestapt ben. (...) Volgens mij ben ik wel iets meer naar midden geschoven. (...)
[verbalisant 1] : Ja, ja ok. Dus eigenlijk als ik jou goed begrijp heb je zelf het portier opengedaan en ben je ingestapt.
: (Knikt met haar hoofd.) Ja.
[verbalisant 1] : Dus daar kan ik uit opmaken dat het een auto is geweest met vier portieren.
: Ja. absoluut. Zilverkleurig (...) Ik was heel gammel. Toen begonnen ze te rijden. Ze reden de verkeerde kant op en daar moest ik om lachen. Ten zei ik: Jullie gaan de verkeerde kant op. Toen zeiden ze: ja, nee we moeten nog even onze ronde afmaken. (..) Toen we die kant opreden toen begon die donkere, te vragen, allemaal seksuele vragen. (...) Ik weet niet of de auto daar ergens gestopt is of dat wij de bocht omgingen. Ik weet in ieder geval, dat voordat ie ging voelen dat ik lag op de achterbank (gaat met haar bovenlichaam opzij naar rechts). (...) Hij voelde gelijk verder, zeg maar en hij stak zijn vinger naar binnen en zo. (...) Hij zat praktisch omgekeerd op de stoel. (..) Hij vroeg of hij mocht voelen en die andere zat met zijn handen aan het stuur. Daarom denk ik ook dat ik al lag omdat hij volgens mij mijn rok omhoog trok, ja dat moet haast wel. In ieder geval weet ik dat hij mijn panty wat naar beneden trok. Ik had een panty aan en een onderbroek. (...) Ik weet dat de auto gestopt is. Ze zijn gewoon uitgestapt. Aan beide kanten gingen de achterdeuren open.
[verbalisant 1] : En wie stond er aan de kant van jouw hoofd. Je ligt dus op de achterbank..
: Die donkere. (...) Die andere stond aan de andere kant. (...) Volgens mij lag ik bijna op mijn rug. (...)
[verbalisant 2] : Even de volgorde. Je zegt beide achterdeuren gaan open, ik ben bijna op mijn rug met je hoofd...je benen waren al wat gespreid zegje, doordat hij al gevoeld had en dan voel je in een keer dat hij de penis in je mond stopt. Dan zegt ie: “Vind je wel goed.” (...)
: Ja. (...) Volgens mij ging hij wat op en neer en zo en ik heb zelf het idee, want die andere trok mijn laarzen uit en mijn panty en mijn onderbroek dus van één been, de andere niet. Het kan best zijn dat hij mijn been verder omhoog heeft gedaan, weet ik niet. Ik weet alleen dat hij bovenop mij klom en dat ik voelde dat hij ook bij mij naar binnenkwam. En dan bedoel ik zijn penis in mijn vagina, (...) ik weet dat hij terugtrok en hij zei: “Dat is te krap.”, of iets in die richting: “Dat kan niet, het is te krap, hier in de auto.” Zo iets heeft ie gezegd. (...) en die andere die ging er toen mee door. (...) Ik weet alleen dat ik op een gegeven moment wel een raar smaakje had, van wat ik eigenlijk wel herkende van dat ik wel eerder heb geslikt (...)
(..) Ik wil naar binnen weet je wel. Toen mocht ik de auto niet uit want ik kon er niet uit. Ik moest de panty aandoen. Ik dacht: Hoe kan ik de panty aandoen ik ben veel te dronken om die panty goed aan te doen. Volgens mij heb ik dat nog gezegd: het gaat helemaal niet lukken om die panty aan te doen, ik heb mijn best gedaan, ik heb hem hartstikke kapot getrokken volgens mij. Mijn laars heb ik weer aangekregen en ik kon de auto uit.
[verbalisant 1] : waarom mocht je de auto niet uit?
: Omdat ik mijn panty nog niet aanhad. (..) Dat is voor mijn oma’s huis. (...)
[verbalisant 2] : Je zei over het algemeen uniformen dwingt mij wel respect af.
: Ja maar dan heb je toch geen respect voor als iemand (begint te huilen) zelf over seks begint. (..) Ze reden al de andere kant op, ik had iets in mijn achterhoofd dat klopt ook niet helemaal, ik dacht ik lach het maar weg, ik zit toch in de auto. (..)
Nou sorry dat ik het zeg, maar de politie moet onder hun diensttijd geen seks gaan hebben met dronken meisjes. Vanuit die benadering denk ik: dat hadden zij niet mogen doen. (..) En dat ik geen nee heb gezegd, ja dat is mijn verantwoordelijkheid. Ik voel mij daar rot over omdat ik het eigenlijk niet wou.
(...)
Ik weet ook nog dat toen ik thuiskwam, dat moet ik wel zeggen dat kan ik mij heel goed herinneren dat ik in de spiegel keek en gehuild heb en dat ik dacht: dit wil ik helemaal niet.
3. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen m.b.t. uitwerking van verhoor aangeefster [aangeefster] , d.d. 5 juni 2012, documentnummer 77, opgenomen op pagina 289 tot en met 300 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van [aangeefster]
Het lijkt zo onwerkelijk. Dat kan toch niet gebeuren. Ik was bang en dacht: “ik kan er niets meer aan doen”. Ik heb dat gevoel weggestopt.. Het was onwerkelijk. En ik zei ook tegen mezelf: “nee niets aan de hand”. Zoiets van: “Nee, je zit bij de politie in de auto. En er is niets veiliger dan bij de politie in de auto zitten, maar hij begon bijna direct over seksuele vragen. Die man die rechts zat. Die donkere. Wel geleidelijk hoor. Ik vond het ook wel een tikkeltje spannend, maar dacht ook: O, dat is niet goed”. (...)
Ik was natuurlijk wel behoorlijk aangeschoten van drank. (...)
Toen we bij mijn oma aankwamen heb ik iets over mijn auto gezegd. Mijn auto stond op het grasveldje van mijn oma. Volgens mij heb ik die plek nog aangewezen. (...)
Ik had bij aankomst alleen nog een deel van mijn panty aan. Toen we daar gestopt waren voor de parkeerplaats van het huis van mijn oma ben ik rechtop gaan zitten en heb naar mijn laars gezocht. Ik moest het aantrekken. Ik heb met veel moeite mijn panty aangetrokken. Ik heb daarbij ook de panty kapot getrokken.
De politiemannen hadden donkere kleding aan en een kogelvrij vest. Ik weet dat omdat ik dit bij beiden heb gevoeld. Ik voelde dat het niet hun eigen lichaam was. De donkere stond achter mij en die had zijn penis in mijn mond gestopt. Ik heb mijn beide handen boven mijn hoofd gebracht en voelde de blokjes van het kogelvrije vest van die donkere politieman. Het voelde niet als een lichaam. Die andere politieman is bovenop mij geklommen. Toen hij dat deed voelde ik het vest op me. Op mijn buik en met mijn handen.
4. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 9 december 2013 door de rechter-commissaris van getuige [aangeefster] , voor zover inhoudende:
als verklaring van [aangeefster] :
Ik wist dat het om politieagenten ging omdat ik dat aan hun kleding zag. Ik was behoorlijk dronken. Ik had wel gelijk door dat ze niet de juiste route reden, die avond.
De donker getinte agent stapte uit aan de bijrijderskant. Hij vroeg of hij mij naar huis wilde brengen. Ik weet dat hij gezegd heeft dat toen ik de pruik had afgehaald dat hij zei: dat is beter. Ze zaten in een niet herkenbare politieauto, maar er zat wel een politieradio in. Ik weet niet wat de eerste vraag van de donkere man was. Een vraag is wel blijven hangen en dat is of ik wel eens seks had gehad met twee mannen. Mijn antwoord was dat ik daar wel eens over nagedacht had, maar dat ik het niet wou. Ik wilde ze niet het idee geven dat ik het zou willen, daar ben ik heel duidelijk in.
Er gebeurden toen allemaal dingen, dat voel je. Beide deuren gingen open. Volgens mij viel ik naar rechts. Ik zag de blanke man bij mijn voeten staan. Op een gegeven moment voelde ik een penis in mijn mond.
Toen de donkere man nog voor in de auto zat toen zei hij of hij mocht voelen. Tijdens het betasten is hij wel met een vinger in mij geweest.
Ik had wel de indruk dat hij klaar was gekomen. Ik was opgelucht omdat het aan de andere kant van de auto het snel stopte. Die man aan de andere kant klom bovenop me en ik weet dat hij snel stopte.
Ik kwam thuis die avond. Ik ben naar zolder gegaan, mijn oma had nog wel wat tegen mij gezegd. Mijn kleding had ik van me afgegooid. Ik wou doen alsof het niet gebeurd was. Ik heb via Google begrepen dat je HIV kunt krijgen van klaarkomen in de mond en daar schrok ik van. Het gesprek dat ik uiteindelijk met mijn oma heb gehad over wat er gebeurd was heeft ook bijgedragen om toch de politie te bellen.
De donkere man stond bij mijn hoofd, de andere bij mijn voeten. Ik lag op mijn rug met mijn hoofd naar achteren toen de penis in mijn mond kwam. Ik voelde dat de mannen een vest onder hun kleding aanhadden. Ik voelde harde blokjes, dat is blijven hangen. Toen de ene man was klaargekomen heb ik een deel doorgeslikt en een deel is op mijn jas gekomen. Ik weet dat het bitter in mijn mond was.
De volgende dag was een rare dag. Mijn oma merkte dat het niet goed met mij ging. Ik kan niet doen alsof. Ze zag aan mij dat ik niet goed in mijn vel zat. Ze vroeg me wat er toch was en ik heb alles er uit gegooid.
Ik schaam me voor wat er gebeurd is. Omdat ik het op een gegeven moment heb toegelaten.
Ik vond het erg wat er gebeurd was omdat ik als ik alles van te voren had geweten ik niet was ingestapt. Ik ben niet met die intentie ingestapt want ik wilde naar huis. Ik heb aangifte gedaan omdat de mannen misbruik maakten van mijn situatie op dat moment. Ik zou ook nooit bij vreemde mannen in de auto stappen. Ik waande me veilig omdat het politiemannen waren.
(...)
21. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 29 februari 2012, nummer 20129921 Vanuatu, documentnummer 41, opgenomen op pagina 190 tot en met 196 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Welke dienst had je op zondag 19 februari 2012?
A: Ik had dienst van 20.00 uur tot 04.00 uur met [verdachte] .
(...)
V: Welke werkzaamheden verricht je tijdens die dienst?
A: Ik had toezicht op de carnaval. Dit was horecatoezicht en we behandelen dan alle zaken die bij het carnaval plaats vinden. (...)
A: Een Vos dienst is een horecadienst. Je bent er dan speciaal voor de horeca meldingen.
22. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 29 februari 2012, nummer 20120021 Vanuatu, documentnummer 35, opgenomen op pagina 157 tot en met 164 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Met wie had jij van zondag 19 februari 2012 op maandag 20 februari 2012 dienst gehad?
A: Met [medeverdachte] . Dat was de gehele dienst.
Ik droeg een politieuniform bestaande uit de blauwe broek en blauwe politietrui.
Onder mijn trui droeg ik mijn witte kogelwerende vest.
[medeverdachte] droeg dezelfde kleding als ik.
Ik draaide een horecadienst.
V: Van welk voertuig heb je die avond gebruik gemaakt?
A: Een grijze Volkswagen Golf. Dat was een onopvallende Golf.
V: Wat was het roepnummer van deze dienstauto?
A: Dat was de 64.18.
Tussen 20.00 uur en 04:00 uur zijn [medeverdachte] en ik de enige geweest die gebruik hebben gemaakt van de Golf, de 64.18.
Ik bestuurde de auto, de gehele dienst.
Ik heb die avond [verbalisant 5] in de buurt van [A] gesproken.
Wij hebben [verbalisant 5] en [verbalisant 6] gesproken aan de [d-straat] . Dat moet voor de discotheek [A] zijn geweest of bij de parkeerplaats.
(...)
25. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met bijlage van verbalisant [verbalisant 3] , houdende een uitwerking meldkamergesprekken met bijlage d.d. 27 februari 2012, onderzoek Vanuatu, documentnummer 59, opgenomen op pagina 236 tot en met 239 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
A.
Als relatering van verbalisant, voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Door mij zijn berichten en mobilofoonverkeer uitgeluisterd van een aantal surveillanceauto’s van het district Zuid, team Raalte van de politie IJsselland.
In de auto met roepnummer 64-18 zitten de politiemensen [medeverdachte] en [verdachte] .
1e uitgewerkte gesprek: 20022012-013236-91775-01-00
Meldkamer 64:18 geef bericht
64-18 Kunt u voor ons even een melding aanmaken aan de [c-straat] , in het kader van hulpverlening. We treffen een jongedame aan die redelijk beschonken is. Die brengen we even terug naar de [a-straat 1] .
Meldkamer En u wilt hem onder de [c-straat] hebben staan?
64-18 Ja, graag, in [plaats]
Meldkamer Ja, maak een melding aan
Einde gesprek
Bij dit proces-verbaal wordt gevoegd een overzicht van gevoerde gesprekken.
B.
Een schriftelijk bescheid, te weten een bij het proces-verbaal gevoegde bijlage, voor zover relevant:
20.02.2012 01.32.36 64.18
[c-straat] [plaats] verzoek om melding aan te maken in het kader van hulpverlening ivm dronken dame.
(...)
27. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 15 maart 2012, nummer 1203151310.LINNS73, onderzoek Vanuatu, documentnummer 64, opgenomen op pagina 264 tot en met 274 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
als verklaring van verdachte [verdachte]
V: Waarom heb je een mutatie opgemaakt van het thuisbrengen van de aangeefster [aangeefster] op de [a-straat] ?
A: Omdat mijn collega [medeverdachte] daar naar gevraagd heeft. Hij heeft contact gezocht met de meldkamer om deze mutatie aan te maken.
Ik heb deze mutatie aangemaakt. Ik heb hem erin gezet en ik heb aan hem de gegevens gevraagd van degene die wij thuis hebben gebracht.
28. Een schriftelijk bescheid, te weten een Mutatierapport d.d. 20 februari 2012, registratienummer PL04SA 2012015598-1, opgenomen op pagina 351 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Opmaakdatum/tijdstip : maandag 20 februari 2012 te 02:55 uur
Hoofdincident
Datum/tijdstip kennisname : maandag 20 februari 2012 te 01:32 uur
Pleegdatum/tijd : Op maandag 20 februari 2012 te 01:32 uur
Plaats voorval : [c-straat] , [plaats]
Soort locatie : Openbare weg/-water
Verbalisanten : [medeverdachte] ( [001] )
[verdachte] ( [002] )
Toelichting bij het incident
Reden rapps op de [c-straat] en zagen daar een jonge dame (meerderjarig) met roze pruik tegen een woning aangeleund staan.
Gevraagd of het ging. Ze bleek zwaar onder invloed te zijn van de carnavalsalcohol. Bij de [A] voelde zich nog wel goed, echter nu draaide de wereld voor haar ogen.
Vermoedelijk door het temperatuurverschil binnen en buiten.
De dame was alleen en moest na doorvragen naar de [a-straat] , alwaar ze bij haar oma sliep. In het kader van de hulpverlening de rozeharige dame naar de [a-straat 1] gebracht, alwaar ze op eigen kracht naar binnen is gegaan.
Plaats melder:
VROUWSPERSOON ONDER INVLOED, COLL. BRENGEN HAAR THUIS NAAR [a-straat] .
INCIDENTLOCATIE GEWIJZIGD IN [c-straat] [plaats] .
EENHEID 6418 VR.
Betrokkene: [aangeefster] (vrouw), geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , (...).”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“Aangeefsters verklaring komt er - in de kern - op neer dat zij in de nacht van 19 op 20 februari 2012 discotheek [A] net na twaalf uur verliet, teveel alcohol had gedronken, via de brug over het kanaal richting het benzinestation in de [c-straat] is gelopen, onderweg nog heeft gereageerd op Whatsappberichtjes, daar stil voor moest staan, zich niet goed voelde en even tegen een gevel stond geleund toen er een zilverkleurige auto stopte met daarin twee politieagenten die vroegen of het wel ging en of zij thuisgebracht wilde worden. Zij herkende de agenten en is op dit aanbod ingegaan. Zij dacht dat het wel verstandig was en is ingestapt. Dat zij zag dat de auto de verkeerde kant opging, dat ze zei dat ze verkeerd reden maar dat de agenten zeiden dat de ronde wel moest worden afgemaakt. Aangeefster verklaart dat het gesprek vervolgens over seks ging, de agent op de passagiersstoel haar, terwijl de auto reed, heeft gevingerd in haar vagina, de auto vervolgens stopte, beide achterportieren opengingen en dat terwijl zij ruggelings op de achterbank lag de ene agent haar in haar mond penetreerde terwijl de andere agent - vanaf het andere achterportier - haar kort in haar vagina penetreerde. Vervolgens is aangeefster door de agenten bij de woning van haar oma aan de [a-straat] in [plaats] - alwaar zij verbleef - gebracht.
(...)
Functionele relatie
De raadsman heeft - zakelijk weergegeven - betoogd dat geen sprake is geweest van een functionele afhankelijkheid die ervoor heeft gezorgd dat de wilsvrijheid van aangeefster werd beperkt, waardoor het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt als volgt.
In de nacht van 19 op 20 februari 2012 draaide verdachte samen met de medeverdachte als politieagenten een horecadienst. Niet in discussie is dat verdachte tezamen met zijn medeverdachte als dienstdoend politieman toen was belast met de wettelijke taak de rechtsorde te handhaven en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Zij maakten tijdens hun werkzaamheden die nacht gebruik van een dienstauto en waren gekleed in politie-uniform. Zij spraken aangeefster tijdens hun surveillance aan vanuit hun dienstauto en informeerden of het wel ging. Vervolgens hebben zij aangeefster gevraagd of zij thuis gebracht wilde worden.
Het hof twijfelt niet aan de dronkenschap van aangeefster zoals door haarzelf beschreven. Aangeefster is op het aanbod ingegaan en vond het fijn dat zij naar huis kon worden gebracht en - aldus haar verklaring - het voelde goed dat het politie was waarin zij vertrouwen had.
De geformaliseerde relatie tussen verdachte en medeverdachte enerzijds en aangeefster anderzijds ziet op de manier waarop aangeefster werd meegenomen in de dienstauto. Zij heeft, zoals te lezen valt in de woordelijke uitwerking van het eerste verhoor, zelf verklaard dat zij bij verdachte en medeverdachte in de auto stapte omdat zij zag - en van een eerdere ontmoeting wist - dat het agenten waren. Hun kwaliteit als politiebeambten zorgde er dus voor dat aangeefster is ingestapt. Indachtig de idee dat de politie er is om hulp te bieden aan hen die die nodig hebben, is het gegeven dat aangeefster in haar beschonken en op dat moment door de nachtelijke straten alleengaande toestand bij verdachten instapte, begrijpelijkerwijs te koppelen aan het feit dat verdachten politieagenten waren. Die omstandigheid maakt dan ook dat zij aan de waakzaamheid van verdachte en medeverdachte in hun hoedanigheid van politieagenten was toevertrouwd. Gelet op aangeefsters verklaring in het eerste verhoor was er voor wat betreft het seksuele contact dat weinig later plaats vond voorts geen sprake van een reële positieve beslissing dan wel van actieve vrijwilligheid van de kant van aangeefster om mee te doen. Uit het dossier volgt dat voor haar op dat moment de functionele relatie die zij met de agenten in de auto had een rol heeft gespeeld in haar handelen in de auto bij de seksuele handelingen die de agenten bij haar verrichtten. Zij verklaart dat zij na thuiskomst huilde en het helemaal niet heeft gewild. Door te handelen zoals verdachte en zijn medeverdachte onder de gegeven omstandigheden van die nacht hebben gedaan, hebben zij dan ook misbruik gemaakt van een gelegenheid die hen door hun ambt als politieambtenaar was geschonken.”
2.3.1
Artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt voor zover in cassatie van belang:
“1. Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft:
1°. de ambtenaar die ontucht pleegt met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen.”
2.3.2
De tenlastelegging onder 1 meer subsidiair is toegesneden op artikel 249 lid 2, aanhef en onder 1°, Sr. Daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende woorden “aan hun waakzaamheid (...) toevertrouwd” zijn gebruikt in de betekenis die deze woorden hebben in die bepaling.
2.3.3
Met de in artikel 249 lid 2, aanhef en onder 1°, Sr gebruikte woorden “aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen” is tot uitdrukking gebracht dat het aan de ambtenaar opgedragen gezag en de aan de ambtenaar opgedragen waakzaamheid jegens een persoon moeten berusten op een juridische, geformaliseerde, relatie tussen de ambtenaar en de bedoelde persoon. De bescherming van deze strafbepaling strekt zich uit tot enerzijds alle personen van wie de vrijheid van handelen tegenover de ambtenaar is beperkt door het gezag dat deze aan zijn functie ontleent, en tot anderzijds alle personen die aan de waakzaamheid waartoe de ambtenaar door zijn functie is verplicht jegens hem een aanspraak op zorg ontlenen (vgl. HR 19 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC8366, NJ 1990/292). Vereist is dus dat de tenlastegelegde gedragingen van de verdachte plaatsvonden in de context van de uitoefening van taken en bevoegdheden die voortvloeien uit de functie van de ambtenaar.
2.4.1
Het hof heeft op grond van de bewijsmiddelen onder meer vastgesteld dat de aangeefster zich rond 00.10 uur ’s nachts op de openbare weg bevond terwijl zij behoorlijk dronken en onvast ter been was en tegen een gevel aangeleund stond. De verdachte en zijn mededader hebben toen als politieambtenaren tijdens hun horecadienst vanuit hun dienstauto de aangeefster gevraagd of het wel ging en of zij door hen thuisgebracht wilde worden. De aangeefster - die hen op dat moment herkende als politieambtenaren - is op dit aanbod ingegaan en heeft op de achterbank van de dienstauto plaatsgenomen, waarna de verdachte en zijn mededader zijn weggereden. Vervolgens hebben de bewezenverklaarde seksuele handelingen in de dienstauto plaatsgevonden.
2.4.2
Het hof heeft als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde gedragingen handelde ter uitvoering van de bij (thans) artikel 3 Politiewet 2012 aan hem opgedragen taak hulp te verlenen aan hen die deze behoeven, toen hij en zijn mededader de aangeefster meenamen in hun dienstauto om haar thuis te brengen. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het mede daarop gebaseerde oordeel dat sprake was van een juridische, geformaliseerde relatie waarin de aangeefster aan de waakzaamheid van de verdachte en zijn mededader was toevertrouwd op het moment van de seksuele handelingen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is gelet op de vaststellingen van het hof over de toestand van de aangeefster ook niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is in zoverre toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat de aangeefster vrijwillig is ingegaan op het aanbod van de verdachte en zijn mededader om de aangeefster met de dienstauto thuis te brengen.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 maart 2022.