ECLI:NL:HR:2022:41

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
21/02362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door de klager, die zich tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2021 richtte. De klager had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer van een auto. De advocaat R. Moghni vertegenwoordigde de klager en diende een schriftuur in. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

De Hoge Raad beoordeelde de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep. Het cassatiemiddel bevatte klachten die niet gericht waren tegen de beschikking van de rechtbank, maar tegen een andere beschikking die samenhangt met deze zaak. De Hoge Raad oordeelde dat een cassatiemiddel alleen kan worden aangenomen als het een stellige en duidelijke klacht bevat over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter. Aangezien de klachten niet aan deze vereisten voldeden, moesten zij onbesproken blijven.

Daarnaast werd vastgesteld dat de klager niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met cassatiemiddelen had ingediend, wat in strijd was met artikel 447 lid 5 Sv. Dit leidde ertoe dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kon nemen. De Hoge Raad verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02362 B
Datum25 januari 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2021, nummer RK 20/2780, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft R. Moghni, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot nietontvankelijkverklaring van de klager in het ingestelde cassatieberoep.

2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatiemiddel bevat klachten die zijn gericht tegen de beschikking van de rechtbank van 17 februari 2021 op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 21/01917 B en die samenhangt met de onderhavige zaak. Als een cassatiemiddel als in de wet bedoeld, kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De klachten voldoen niet aan dit vereiste omdat zij niet gericht zijn tegen de in deze zaak bestreden uitspraak, zodat zij onbesproken moeten blijven.
2.2
Nu de klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 447 lid 5 Sv. Dat brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.