Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
22 maart 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze zaak werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in dit geval profijt uit hennepteelt. De betrokkene had een aanhoudingsverzoek ingediend, met de stelling dat hij in Marokko verblijft vanwege de ziekte van zijn ouders. Dit verzoek werd door het hof afgewezen, omdat het onvoldoende onderbouwd was en er geen sprake was van een begin van aannemelijkheid. Het hof oordeelde dat het belang van een doeltreffende en spoedige berechting zwaarder weegt dan het belang van het uitoefenen van het aanwezigheidsrecht van de betrokkene.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.