ECLI:NL:HR:2022:365

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
20/04427
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van ontnemingsvordering wegens onjuiste rechtsopvatting over vrijspraak van hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met de teelt van hennep. De betrokkene was eerder vrijgesproken van het telen van hennep op of omstreeks 23 april 2015, maar was wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten op diezelfde datum. Het hof had de ontnemingsvordering afgewezen, omdat het van mening was dat de vrijspraak van het telen van hennep niet in de weg stond aan het ontnemen van voordeel dat zou zijn verkregen uit een eerdere teeltperiode. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof ten onrechte het voordeel dat was verkregen door een feit waarvan de betrokkene was vrijgesproken, had betrokken in zijn oordeel. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de gevolgen van vrijspraken in het strafrecht, vooral in het kader van ontnemingsprocedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04427 P
Datum29 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 december 2020, nummer 20-002288-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder verwijzing naar EHRM 1 maart 2007, nr. 30810/03 (Geerings/Nederland) over het oordeel van het hof dat de vrijspraak van het op of omstreeks 23 april 2015 telen van hennepplanten eraan in de weg staat dat een ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd voor het telen van hennep in de periode vóór 23 april 2015.
2.2.1
In de hoofdzaak is aan de betrokkene tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 23 april 2015 opzettelijk hennep heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal ongeveer 171 hennepplanten.
2.2.2
Daarvan is bij vonnis van 19 januari 2017 bewezenverklaard het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennepplanten op 23 april 2015.
2.2.3
Het vonnis van de politierechter van 13 mei 2019 in de ontnemingszaak houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:
“3.3.1 Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 19 januari 2017 is [betrokkene] veroordeeld wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 23 april 2015.
De officier van justitie heeft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig gemaakt binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [betrokkene] voordeel heeft verkregen door middel van een ander strafbaar feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat het door [betrokkene] is begaan.
3.3.2
Het bewijs
Op 23 april 2015 wordt op de zolderverdieping van de woning op het perceel [a-straat 1] te [plaats] in een tweetal ruimtes een hennepplantage aangetroffen. In een kweekruimte stonden 102 hennepplanten. Per m2 stonden er 9 planten. In de andere kweekruimte lagen afgeknipte hennepplanten in vuilniszakken. 69 potten met restanten van hennepplanten zijn in die ruimte aangetroffen. Per m2 stonden 10 potten. Er was een koolstoffilter in de eerste kweekruimte bevestigd aan touwen. Het filterdoek van de koolstoffilter was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaatsen waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in die kweekruimte is opgetreden nadat de koolstoffilters in de eerste kweekruimte waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Voorts werd geconstateerd dat er in beide ruimtes stof lag op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en de aanwezige elektra, respectievelijk op het stoffilter van de koolstofcilinder en het rotorblad van de ventilator. Ten slotte werd in de bergingen op de begane grond een groot aantal vuilniszakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. [betrokkene] werd in de woning aangehouden ter zake verdenking van overtreding van de Opiumwet. Hij heeft bekend dat de hennepplantage van hem was.
Conclusie
Uit voormelde bewijsmiddelen volgt dat in de door [betrokkene] bewoonde woning aan de [a-straat 1] te [plaats] op 23 april 2015 een hennepplantage is aangetroffen. Verder is er een filterdoek aangetroffen dat vervuild was en is stof aangetroffen op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, de aanwezige elektra, het stoffilter van de koolstofcilinder en het rotorblad van de ventilator. Ten slotte werd in de bergingen op de begane grond een groot aantal vuilniszakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten.
Anders dan de verdediging, is de politierechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene] eenmaal eerder hennepplanten heeft geoogst. De politierechter gaat daarbij uit van hetzelfde aantal hennepplanten dat ook op 23 april 2015 is aangetroffen, te weten 171 planten.”
2.2.4
Het hof heeft de ontnemingsvordering afgewezen en heeft daartoe het volgende overwogen:
“In de onderliggende strafzaak is onder parketnummer 03-117266-16 aan betrokkene onder feit 1 - voor zover van belang - ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 23 april 2015 opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 171 hennepplanten.
Bij uitspraak van de politierechter van 23 april 2015 is betrokkene enkel veroordeeld ter zake het op 23 april 2015 opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. Betrokkene is vrijgesproken van het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken (hof: hierna telkens verkort als “telen” weergegeven) van die hennepplanten.
De politierechter heeft in de beroepen ontnemingsbeslissing klaarblijkelijk geoordeeld dat voormelde (partiële) vrijspraken ter zake het telen er niet aan in de weg staan dat op basis van andere feiten, te weten het telen van 171 planten in de periode gelegen vóór 23 april 2015 voordeel aan betrokkene wordt ontnomen.
Het hof is van oordeel dat deze beslissing van de politierechter onjuist is.
Het kan niet anders zijn dan dat de politierechter met die andere feiten het oog heeft gehad op dezelfde kwekerij als waarvan de politierechter in de onderliggende strafzaak expliciet van het telen heeft vrijgesproken. Daarmee heeft de politierechter bij de beoordeling van de ontnemingsvordering ten onrechte het aan die vrijspraak gerelateerde voordeel betrokken (vgl. EHRM nr. 30810/03, Geerings tegen Nederland).
Gelet hierop is het hof - anders dan de politierechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen.”
2.3
De betrokkene is vrijgesproken van het telen van hennep ‘op of omstreeks 23 april 2015’. Deze vrijspraak heeft dus geen betrekking op de daaraan voorafgaande periode, waarin volgens de vaststellingen van de politierechter een hennepoogst zou hebben plaatsgevonden. Het oordeel van het hof dat de politierechter bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte voordeel heeft betrokken dat zou zijn verkregen door een feit waarvan de betrokkene is vrijgesproken getuigt dan ook van een onjuiste rechtsopvatting.
2.4
Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2022.