ECLI:NL:HR:2022:35

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
21/04269
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake medeplegen van afdreiging en poging tot afdreiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 12 maart 2021. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat R. Mahovic, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor medeplegen van afdreiging en poging tot afdreiging. De aanvrager stelde dat het hof een lagere straf zou hebben opgelegd indien het hof de straffen van twee medeverdachten als uitgangspunt had genomen en niet was uitgegaan van feitelijke onjuistheden in het arrest.

De Hoge Raad overweegt dat voor een herziening op grond van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen een met stukken onderbouwd gegeven kan dienen dat bij het onderzoek op de terechtzitting niet bekend was. Dit gegeven moet een ernstig vermoeden wekken dat, indien het bekend was geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot een vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, of toepassing van een minder zware strafbepaling.

De Hoge Raad concludeert dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond is. De argumenten van de aanvrager worden verworpen, omdat onder “een minder zware strafbepaling” in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging van een andere sanctie of het achterwege laten van een sanctie valt hier niet onder. De aanvraag wordt afgewezen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04269 H
Datum18 januari 2022
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 maart 2021, nummer 20-003278-16, ingediend door R. Mahovic, advocaat te Maastricht,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor medeplegen van afdreiging en poging tot afdreiging tot een gevangenisstraf van achttien maanden.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening en de aanvulling daarop zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
In de aanvraag wordt in de kern aangevoerd dat het hof een lagere straf aan de aanvrager zou hebben opgelegd, als (i) het hof de aan de twee medeverdachten opgelegde straffen tot uitgangspunt had genomen, en (ii) het hof niet was uitgegaan van de in de aanvraag gestelde feitelijke onjuistheden in het arrest van het hof. In de aanvraag wordt echter miskend dat onder “een minder zware strafbepaling” in de zin van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie of het achterwege laten van de oplegging van een sanctie valt daar niet onder. Ook anderszins bevat de aanvraag niets dat een ernstig vermoeden als onder 3.1 vermeld kan wekken. De aanvraag is daarom kennelijk ongegrond.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 januari 2022.