ECLI:NL:HR:2022:335

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
21/00785
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep na te late indiening volgens artikel 432 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Het beroep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat A.P. Visser. De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak moest worden ingesteld, mits de dagvaarding of oproeping aan de verdachte in persoon was betekend. In dit geval was de dagvaarding voor de terechtzitting van het hof op 4 april 2019 aan de verdachte in persoon betekend. Dit betekende dat het cassatieberoep uiterlijk op 18 april 2019 ingesteld had moeten worden. Echter, het beroep werd pas op 24 februari 2021 ingesteld, wat te laat was. Hierdoor kon de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling nemen. De Hoge Raad verklaarde het beroep dan ook niet-ontvankelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00785
Datum8 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 april 2019, nummer 22-004059-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.P. Visser, advocaat te ’sGravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
In artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend (uitgereikt).
2.2
Volgens de stukken is de dagvaarding om op de terechtzitting van het hof van 4 april 2019 te verschijnen aan de verdachte in persoon betekend. Daarom had op grond van artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, Sv het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 4 april 2019. Het beroep is echter pas ingesteld op 24 februari 2021. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 maart 2022.