ECLI:NL:HR:2022:309

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/00796
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en procesrecht: beoordeling van cassatieberoep en incidenteel cassatieberoep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij eisers in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben bestreden. De verweerders in cassatie, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, hebben een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook het incidentele beroep, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, niet behandeld. In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00796
Datum25 februari 2022
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: K. Aantjes.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 7149912 MC EXPL 18-6899 van de kantonrechter te Almere van 27 maart 2019 en 18 september 2019;
het arrest in de zaak 200.271.820/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 februari 2022.