Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
8 maart 2022.
Hoge Raad
Op 8 maart 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/03768, waarin een aanvraag tot herziening is behandeld. De aanvraagster, vertegenwoordigd door advocaat R.F.D. Keuning, had verzocht om herziening van een eerder arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 19 juli 2001 was gewezen. In dat arrest was de aanvraagster veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, en opgelegd een geldboete van 200.000 gulden.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat deze kennelijk ongegrond is. De redenen voor deze afwijzing zijn uiteengezet in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in de samenhangende zaak 21/04174, ECLI:NL:HR:2022:303. De Hoge Raad heeft de aanvraagster in haar verzoek niet in het gelijk gesteld en de aanvraag tot herziening afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, en is openbaar uitgesproken. De zaak is van belang in het kader van de rechtsbescherming en de mogelijkheden tot herziening van eerdere uitspraken in strafzaken.