ECLI:NL:HR:2022:23

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
21/02190
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2022 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van P.A.T.M. Pennings, dat was ingesteld tegen een uitspraak op verzet van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 april 2021. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 7 juli 2021 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief is afgeleverd op het opgegeven adres, maar het griffierecht is niet betaald. Vervolgens heeft de griffier op 10 augustus 2021 een tweede aangetekende brief gestuurd om de indiener de gelegenheid te geven te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Ook deze brief is afgeleverd, maar de indiener heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de indiener te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02190
Datum14 januari 2022
ARREST
op het door P.A.T.M. Pennings te Gemert ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak op verzet van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 april 2021, nr. BRE 19/6139.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 7 juli 2021 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 10 augustus 2021 in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.