Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 januari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie, meermalen gepleegd. Het cassatiemiddel richtte zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte rechtsgeldig was gedagvaard en dat verstek tegen hem kon worden verleend. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting in hoger beroep, omdat het aanvangstijdstip met 10 minuten was vervroegd en deze wijziging enkel per gewone post aan hem was medegedeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de wet niet voorschrijft op welke wijze de wijziging van het tijdstip aan de verdachte bekend moet worden gemaakt, maar dat de verdachte niet in zijn verdedigingsrechten mocht worden benadeeld. Ondanks dat de kennisgeving niet op de voorgeschreven wijze had plaatsgevonden, was het oordeel van het hof dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad nam daarbij in aanmerking dat de wijziging van het tijdstip slechts 10 minuten betrof en dat de verdachte eerder op de hoogte was gesteld van een wijziging van het tijdstip. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het hof.