ECLI:NL:HR:2022:201
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake informatiebeschikking belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een informatiebeschikking die aan belanghebbende was gegeven, waartegen eerder hoger beroep was ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Het Gerechtshof had op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in deze kwestie, met nummer BK-19/00411, en de Rechtbank Den Haag had eerder in deze zaak geoordeeld onder nummer SGR 19/1082.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Dongor, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof en daarbij een middel voorgesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, maar deze werd door de Hoge Raad niet in behandeling genomen omdat deze na de gestelde termijn was ingediend.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.