Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
23 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eisers, bestaande uit een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, in beroep gingen tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een huurovereenkomst waarin een exoneratiebeding was opgenomen. De eisers stelden dat dit beding in strijd was met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De advocaat-generaal S.D. Lindenbergh had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerder, Bart's Retail B.V., op nihil zijn begroot.