Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
Op 20 december 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 20/03871. Het betreft een beklag over beslag gelegd op lampen onder twee klaagsters, een Zwitserse vennootschap en een Slowaakse vennootschap, in het kader van een onderzoek naar voorbereidingshandelingen voor hennepteelt. De rechtbank Limburg had eerder op 3 november 2020 een beschikking gegeven, waartegen de klaagsters in cassatie zijn gegaan. De advocaat I.T.H.L. van de Bergh heeft namens de klaagsters cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is. De redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beslag rechtsgeldig is beëindigd op basis van artikel 134.2.c van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de rechtbank de klaagsters niet-ontvankelijk had moeten verklaren in hun beklag. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was dan ook om het beroep van de klaagsters niet-ontvankelijk te verklaren.