ECLI:NL:HR:2022:191

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/01136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming uit hennepteelt; niet-ontvankelijkheid beroep in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2020. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, geboren in 1978. De betrokkene heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. De wet stelt duidelijke termijnen waarbinnen een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01136 P
Datum15 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2020, nummer 21-006299-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de betrokkene een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de betrokkene niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 februari 2022.