ECLI:NL:HR:2022:1903

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
22/00257
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake poging tot doodslag, diefstal en mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 januari 2022 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, die in 2020 in IJsselstein twee medewerkers van een supermarkt met een mes in hun borst heeft gestoken. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot doodslag (artikel 287 Sr), diefstal van winkelgoederen (artikel 310 Sr) en mishandeling (artikel 300.1 Sr). De rechtbank had TBS met dwangverpleging opgelegd aan de verdachte.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de zaak kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P. Bakker. De beslissing werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00257
Datum20 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2022, nummer 21-002420-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2022.