Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 januari 2022 was gewezen. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, die in 2020 in IJsselstein twee medewerkers van een supermarkt met een mes in hun borst heeft gestoken. De verdachte werd aangeklaagd voor poging tot doodslag (artikel 287 Sr), diefstal van winkelgoederen (artikel 310 Sr) en mishandeling (artikel 300.1 Sr). De rechtbank had TBS met dwangverpleging opgelegd aan de verdachte.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de zaak kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P. Bakker. De beslissing werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.