Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
15 februari 2022.
Hoge Raad
Op 15 februari 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/01134, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte. De zaak betreft een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2020, nummer 21-006271-17. De verdachte, geboren in 1978, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen, conform artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep niet-ontvankelijk verklaard.