ECLI:NL:HR:2022:1895

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
21/00740
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam wegens gebrek aan gemotiveerde beslissing op verweer van psychische stoornis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2021. De verdachte, geboren in 1993, was aangeklaagd voor meermalen gepleegde bedreiging, zoals vastgelegd in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de feiten niet aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege een psychische stoornis. De raadsman van de verdachte, R.T. Poort, stelde in zijn pleitnota dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en andere stoornissen, en verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof in hoger beroep niet had beslist op het verweer van de verdediging, wat in strijd is met de artikelen 358 en 359 van het Wetboek van Strafvordering. Dit gebrek aan een gemotiveerde beslissing op het verweer leidde tot de conclusie dat het cassatiemiddel gegrond was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde beslissing door de rechter op verweren die door de verdediging worden ingediend, vooral in zaken waarin psychische aandoeningen een rol spelen. De Hoge Raad heeft hiermee de rechtsbescherming van de verdachte versterkt door te eisen dat de rechter expliciet ingaat op relevante verweren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00740
Datum20 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2021, nummer 23-002163-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T. Poort, advocaat te Beverwijk, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde op basis van het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof niet heeft beslist op het namens de verdachte gevoerde verweer dat de feiten wegens een psychische stoornis niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en dat hij als gevolg daarvan moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
2.2.1
Het hof heeft in hoger beroep het vonnis van de rechtbank bevestigd, zonder aanvulling van gronden. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
- in de zaak met parketnummer 15-023161-20
“hij op of omstreeks 27 januari 2020 te [plaats] [aangeefster 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster 1] dreigend de woorden toe te voegen “Zal ik je onder de trein gooien” en/of “ik gooi je voor de trein”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.”
- in de zaak met parketnummer 15-157693-20
“hij op 16 juni 2020 te [plaats], [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster 2] dreigend de woorden toe te voegen “Moet ik een pistool halen en iemand neerschieten om geholpen te worden. Vroeger was ik een crimineel en had ik een 9 millimeter onder mijn kussen liggen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.”
2.2.2
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“2. Allereerst parketnummer 15-023161-20. In die zaak wordt cliënt verweten dat hij op 27 januari 2020 [aangeefster 1] zou hebben bedreigd door te zeggen “zal ik je onder de trein gooien?” dan wel “ik gooi je voor de trein”. (...)
9. Uiterst subsidiair verzoek ik u cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging aangezien hij in ieder geval als dader niet strafbaar is en het feit hem niet kan worden toegerekend. Daarvoor is van belang dat cliënt, zoals gezegd, meerdere stoornissen heeft. Ter onderbouwing heb ik aan de pleitnota een beschikking van de gemeente Haarlem gevoegd waaruit blijkt dat cliënt een indicatie voor beschermd wonen verlengd heeft gekregen op grond van zijn persoonlijkheid. Daarin wordt duidelijk uiteengezet dat er bij cliënt sprake is van schizofrenie van het paranoïde type, een psychische stoornis niet anderszins omschreven, zwakbegaafdheid en cannabisafhankelijkheid. Cliënt heeft bij Dijk en Duin gezeten, alsmede Palier, Triversum en het RIBW en heeft daarnaast meerdere keren een RM gehad. Tegen die achtergrond moge duidelijk zijn dat cliënt dit feit niet kan worden toegerekend zodat, eveneens blijkens bijgevoegde sepotbeslissing van een soortgelijk feit ook al is beslist, hij dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, reden waarom ik uw hof daartoe verzoek.
10. Dan het feit met parketnummer 15-157693-20. Waar zijn we? Nou nog steeds bij het RIBW waar cliënt, wederom vanuit zijn stoornis, woorden bezigt in de trant van “Moet ik een pistool halen en iemand neerschieten om geholpen te worden. Vroeger was ik een crimineel en had ik een 9 millimeter onder mijn kussen liggen.” (...)
11. En als we dan dus weer kijken naar de omstandigheden van het geval en de persoon van cliënt daarbij betrekken, dan wordt dus duidelijk dat cliënt precies conform zijn stoornis handelt. Hij denkt dat de wereld tegen hem is, dat is die schizofrenie van het paranoïde type en roept dan domme dingen of hij je voor de trein moet gooien of dat hij vroeger een 9 millimeter onder zijn kussen had liggen. Dat is uiteraard niet waar. Cliënt waant zich ook een Youtube-ster met miljoenen volgers, ook dat is uiteraard niet waar.
(...)
14. Wederom verzoek ik u subsidiair tot ontslag van alle rechtsvervolging te komen. In eerste instantie omdat er om de eerdergenoemde reden geen sprake is van een strafbaar feit, dan wel subsidiair omdat het feit niet aan cliënt als strafbare dader kan worden toegerekend. Gelet op al hetgeen hiervoor is opgemerkt over de persoon van cliënt is hij geen strafbare dader, zodat OVAR dient te volgen.”
2.3
Er is dus in hoger beroep een verweer gevoerd waarop het hof gelet op de artikelen 358 en 359 van het Wetboek van Strafvordering op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een gemotiveerde beslissing had moeten geven. Nu zo’n beslissing in de door het hof bevestigde uitspraak van de rechtbank niet voorkomt, is het cassatiemiddel in zoverre gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2022.