Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte en de benadeelde partij zijn voorgesteld
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 november 2021. De zaak betreft doodslag op de partner, waarbij de verdachte, geboren in 1954, in cassatie is gegaan tegen de opgelegde gevangenisstraf van 11 jaren, die was opgelegd na aftrek van een strafkorting wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte en de benadeelde partij beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat de Hoge Raad niet hoeft te motiveren wanneer de vragen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.