Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
15 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juli 2021. De verdachte, geboren in 1989, was betrokken bij een strafzaak waarin hij werd beschuldigd van medeplegen van verduistering van een personenauto, poging tot doodslag en het veroorzaken van gevaar op de weg. Deze feiten vonden plaats in 2020 in Emmen, waar de verdachte tijdens een vlucht voor de politie met hoge snelheid inreed op politieauto's. De advocaat van de verdachte, H.A. Koning, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.