Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van diefstal van een kinderjas uit een winkel in Velp op 12 december 2017. De bewezenverklaring van het hof, dat de verdachte 'in vereniging' met een ander de jas had weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, werd door de Hoge Raad niet voldoende onderbouwd geacht. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het hof niet zonder meer kon leiden tot de conclusie dat de verdachte daadwerkelijk de jas had weggenomen in samenwerking met een ander. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.
De zaak begon met een aangifte van winkeldiefstal door de eigenaresse van de winkel, die verklaarde dat twee dames, waaronder de verdachte, in haar winkel waren en dat een groene winterjas was verdwenen. De beelden van de beveiligingscamera's toonden de verdachte met de jas, maar het hof kon niet met zekerheid vaststellen dat de verdachte de jas daadwerkelijk had weggenomen en niet aan de andere vrouw had overgedragen. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van het hof onvoldoende was om de bewezenverklaring te rechtvaardigen, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak en de terugverwijzing naar het hof voor een nieuwe beoordeling.