ECLI:NL:HR:2022:1842
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 27 augustus 2022 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 5 oktober 2022 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. Dit bericht is ook naar het door belanghebbende opgegeven e-mailadres verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 5 oktober 2022, maar belanghebbende heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt.
Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2022.