Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak, maar het hof verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De verdachte stelde dat het hof over het hoofd had gezien dat hij zelf tijdig hoger beroep had ingesteld. Daarnaast werd betoogd dat het hof het vonnis van de rechtbank nietig had moeten verklaren, omdat uit de processtukken niet bleek dat de uitspraak in eerste aanleg openbaar was gedaan en het proces-verbaal van de zitting ontbrak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand bleef.