Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van GasTerra B.V. tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 juli 2021. GasTerra, gevestigd te Groningen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder arbitraal vonnis dat betrekking had op een geschil over de verlaging van de gasprijs. Eni S.P.A., gevestigd in Rome, Italië, was de verweerder in cassatie. De advocaten van GasTerra waren J.W.M.K. Meijer en M.H.K. Jansen, bijgestaan door E.D. van Geuns en D.C. Roessingh. Eni werd vertegenwoordigd door B.T.M. van der Wiel en R.R. Verkerk, met ondersteuning van G.J. Meijer, I.P.M. van den Nieuwendijk en M.G.T. Boer.
De Hoge Raad heeft de klachten van GasTerra over het arrest van het hof beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van GasTerra verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Eni zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.