Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
29 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het arrest van het Hof dateert van 8 maart 2022 en betreft een strafzaak tegen een verdachte die in 1977 is geboren. De verdachte was betrokken bij een ernstige strafzaak die onder andere gekwalificeerde doodslag, moord, het wegmaken van een lijk en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie betrof, gepleegd in 2016 in Sint Maarten.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen cassatiemiddelen zijn ingediend door of namens de verdachte. Dit betekent dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen de gestelde termijn een schriftuur met klachten in te dienen. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door raadsheer C. Caminada en uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de waarnemend griffier S.P. Bakker aanwezig was.