ECLI:NL:HR:2022:1768

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
21/02403
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over mishandeling en bedreiging met vuurwapen in relatie tot bewijsminimum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2021. De verdachte, geboren in 1995, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel en bedreiging met een vuurwapen. De advocaat van de verdachte, M.J. Lamers, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin hij de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van het hof te vernietigen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.

Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral in zaken die betrekking hebben op bewijsminimum en de beoordeling van verklaringen van slachtoffers in relatie tot ander bewijsmateriaal. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces, waarbij de focus ligt op de juridische vraagstukken en niet op de feiten van de zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02403
Datum6 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 mei 2021, nummer 21-006479-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2022.