Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
29 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat R. Zilver. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortkomend uit de exploitatie van zeven hennepkwekerijen. De betrokkene had in hoger beroep verzocht om het horen van zes getuigen, maar dit verzoek werd door het hof afgewezen. Het hof oordeelde dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd, wat leidde tot de vraag of de betrokkene over een langere periode dan de bewezenverklaarde periode wederrechtelijk voordeel had genoten.
De advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was gekomen tot verwerping, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.