In deze zaak heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de uitleg van een beding in een leveringsakte met betrekking tot de verrrekening van over- en ondermaat bij de aankoop van een strook grond. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, waarin de feiten van de zaak zijn behandeld. De advocaat-generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van HHNK schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van HHNK over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van HHNK verworpen en HHNK veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 25 november 2022 door de president G. de Groot en de raadsheren G.C. Makkink, K. Teuben en F.J.P. Lock.