Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging, het voorhanden hebben van een ploertendoder en het aanwezig hebben van heroïne. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldeed aan de motiveringsverplichting voor de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door dreigende berichten te sturen en zich in de nabijheid van het slachtoffer te bevinden, ondanks een eerder opgelegd contact- en locatieverbod. Het hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar het hof had de straf bevestigd, met uitzondering van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad vernietigde het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid, omdat niet voldoende was gemotiveerd dat de feiten gericht waren tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan. De Hoge Raad deed de zaak zelf af en verwerpt het beroep voor het overige.