Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
29 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van het telen van hennep in een woning in de gemeente [plaats]. Het hof had eerder vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 5 januari 2018 opzettelijk 533 hennepplanten had geteeld. De verdediging had in hoger beroep verzocht om getuige [betrokkene 3] te horen, maar dit verzoek werd door het hof afgewezen op de grond dat het onvoldoende was onderbouwd. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2021:576) over de beoordeling van verzoeken tot het oproepen van getuigen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof het verzoek niet had mogen afwijzen, omdat de verklaringen van getuige [betrokkene 3] betrekking hadden op feiten die door de verdachte niet werden betwist. De Hoge Raad concludeert dat de afwijzing van het verzoek om de getuige te horen niet verenigbaar is met het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, maar bevestigt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering en het belang van het horen van getuigen in strafzaken.