ECLI:NL:HR:2022:1720

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
20/04350
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van sieraden afkomstig uit kluis van oudere dame met onvoldoende bewijsvoering voor overdracht en omzetting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van witwassen van sieraden die afkomstig waren uit de kluis van een oudere dame, die in een appartement naast het hotel woonde waar de verdachte werkte. De sieraden waren door de dame aan de verdachte meegegeven voor taxatie, maar de verdachte bood deze vervolgens te koop aan op een veiling. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het overdragen en/of omzetten van de sieraden niet voldoende was gemotiveerd. De uitspraak van het hof was ontoereikend, omdat niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte de sieraden had overgedragen of omgezet. Dit leidde tot een partiële vernietiging van de uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak met betrekking tot de tenlastelegging en strafoplegging. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarbij de advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen inzake de strafoplegging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04350
Datum29 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 december 2020, nummer 22-004918-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft T. Fuchs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat van deze benadeelde partij heeft ook een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen inzake het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het derde cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd, nu het overdragen en/of omzetten van de sieraden niet uit de bewijsvoering kan volgen.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 09-852061-18 bewezenverklaard dat:
“hij op meerdere tijdstip(pen) in de periode van 19 november 2007 tot en met 15 maart 2016 in Nederland, een aantal sieraden (die hij, verdachte, had verduisterd) [slachtoffer] en/of [benadeelde] , heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij wist dat die sieraden, afkomstig waren uit enig misdrijf.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 mei 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016131557-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 367 e.v.):
als de op 10 mei 2016 afgelegde verklaring van [benadeelde] :
Ik ben de dochter van [slachtoffer] .
Mijn vader en moeder hebben in een appartement naast [A] gewoond.
Ik wist dat mijn ouders een prachtige verzameling juwelen hadden. Op een dag was ik bij mijn moeder en vroeg ik haar of ik de juwelen mocht zien. Ik hoorde mijn moeder toen zeggen dat zij juwelen aan [verdachte] had meegegeven. Toen mijn moeder dit aan mij vertelde zag ik dat zij wit wegtrok en onvast ter been werd. Ik zag ook dat mijn moeder meteen begon te huilen.
[verdachte] kwam vaak bij mijn moeder over de vloer. Mijn moeder vertelde dat [verdachte] had voorgesteld om de juwelen te laten taxeren. Toen heeft mijn moeder de juwelen aan [verdachte] meegegeven voor taxatie. Mijn moeder heeft [verdachte] nooit toestemming gegeven voor het verkopen van de sieraden.
Na mijn telefoongesprek met de politie heb ik contact opgenomen met mijn accountant. Op 13 april 2016 ontving ik van hem het taxatierapport. Ik heb deze lijst vergeleken met de sieraden bij mijn moeder. Toen ik het taxatierapport zag schrok ik enorm. Ik zag dat bijna alle juwelen van mijn ouders verdwenen zijn. En op het taxatierapport staan alleen de sieraden van mijn ouders, terwijl ik mijn eigen sieraden ook bewaarde bij mijn moeder thuis. Deze sieraden zijn ook verdwenen.
Ik heb op het taxatierapport, gedateerd van 20 juni 1986, aangegeven welke spullen niet meer in ons bezit zijn. Een kopie van dit rapport is overhandigd aan de politie en zal als bijlage gevoegd worden bij deze aangifte (Hof: staat op blz. 386-393). Op het taxatierapport staan 70 verschillende sieraden, welke genummerd zijn van 1 tot en met 70. Ik zag dat de volgende sieraden verdwenen zijn: nummers 1, 4 t/m 21, 23, 24, 26 t/m 42, 45, 48 t/m 59, 66, 68, 70. Dit betekent dat er 54 van de 70 sieraden, genoemd op het taxatierapport, verdwenen zijn.
U toont mij foto's van sieraden. Tijdens het gesprek hoor ik van de politie dat deze sieraden, op de foto's, bij [C] zijn aangeboden voor de verkoop. Mijn moeder en ik hebben nooit toestemming gegeven voor de verkoop van deze sieraden. Daarnaast hebben wij geen geld hiervoor ontvangen, en geen officieel taxatierapport met waardebepaling.
Foto 11: Deze peergeslepen diamant hoort bij nummer 26 van het taxatierapport, dit betreft een witgouden choker. Op het taxatierapport wordt een waarde van 315.000 gulden toegekend aan de choker. Deze choker is ook weg, maar de peergeslepen diamant zat nog wel tussen de sieraden die mijn moeder nog in haar bezit heeft. Ik heb deze diamant bekeken en ik twijfelde aan de echtheid van deze diamant. Na het gesprek met de recherche ben ik dezelfde dag nog naar juwelier Schaap en Citroen gegaan. Daar is het sieraad van foto 11 gecheckt op echtheid. Hier kwam uit dat beide diamanten, dus zowel de peervormige, als de ronde diamant, vals zijn.
Aan mij wordt gevraagd wanneer de diefstal van die sieraden zou moeten hebben plaatsgevonden:
Mijn vader is op 18 november 2007 overleden. Mijn vader was een persoon die niet makkelijk mensen om hem en mijn moeder toeliet. Hij was van nature achterdochtig.
Daarnaast was hij heel zuinig op de sieraden. Dus dat de diefstal heeft plaatsgevonden voor het overlijden van mijn vader lijkt mij onwaarschijnlijk.
Vanaf 2010 heb ik twee jaar in Nederland gewoond. Toen ik een half jaar in Nederland was heb ik aan mijn moeder gevraagd of ik de doos met sieraden mocht zien. Ik kreeg toen van mijn moeder te horen dat sieraden door [verdachte] waren meegenomen voor taxatie en niet door hem geretourneerd zijn. Daarom ga ik ervan uit dat de diefstal tussen november 2007 en eind 2010 heeft plaatsgevonden. Maar ik weet niet of alle sieraden al weg waren in 2010. Toen ik in 2010 in de doos keek misten er heel veel sieraden, maar er lagen nog wel sieraden in de doos. Het is mogelijk dat [verdachte] na 2010 nog meer sieraden uit de doos heeft ontvreemd.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Den-Haag van 1 december 2017. Dit proces-verbaal houdt onder meer in ‑ zakelijk weergegeven -:
als de op 1 december 2017 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [benadeelde] :
Mijn sieraden lagen in een kluis van mijn moeder in een eigen doos.
U vraagt wanneer ik de sieraden voor het laatst heb gezien. Toen ik twee jaar na het overlijden van mijn vader bij mijn moeder kwam, zei ik: zullen we weer eens in de sieradendozen kijken? Het was in 2009 of 2010, ongeveer twee jaar na de dood van mijn vader. Mijn moeder trok helemaal wit weg. Ze begon te huilen. Ze deed de kluis bibberend open, maar die twee sieradendozen waren weg. Ze zei: die heeft [verdachte] van [A] meegenomen.
Ik vroeg waarom zij die dozen aan hem had meegegeven. Ze zei dat hij had gevraagd of zij die sieraden wilde laten taxeren. Ik vroeg naar het taxatierapport. Ze zei dat dat er niet was.
Ik heb [verdachte] gebeld en gevraagd waar die sieraden zijn. [verdachte] zei toen dat mijn moeder ze wilde verkopen. Ik zei: absoluut niet. Mijn moeder zei me dat zij de sieraden niet had meegegeven om ze te verkopen, maar dat [verdachte] had gevraagd of zij ze wilde laten taxeren.
Ik heb gezegd dat ik wilde dat die sieraden heel snel terug zouden komen en dat er een taxatierapport zou worden gegeven. Hij heeft een juwelendoos van mijn moeder teruggebracht, waar een collier van mijn moeder in zat. Dat was een collier dat in het taxatierapport stond met een peervormige diamant. Hij bracht de doos van mijn moeder terug met rommel erin: piepkleine oorbelletjes en een broche (die niet van ons was), maar ook met het collier. Ik vond het collier er een beetje vreemd uit zien. Ik vond de peervormige diamant niet zo shiny. Toen de andere sieraden niet meer terugkwamen begreep ik dat er iets heel erg mis was. Die doos is teruggelegd in de kluis van mijn moeder met wat er toen nog inzat.
Ook mijn eigen sieraden zijn nooit teruggevonden.
Toen ik las dat [verdachte] tegen de lamp was gelopen, vertelde de recherche dat hij stukken vervalste. Ik dacht toen: waarom heeft hij dat collier met die peervorm teruggebracht? Ik heb toen meteen laten onderzoeken of het collier echt was of niet. Dat collier was dus nep.
U vraagt wat ik heb besproken met [verdachte] na de ontdekking van het verdwijnen van de sieraden. Ik was woedend en zei dat ik de sieraden terug wilde hebben. Ik heb gezegd dat mijn moeder die sieraden helemaal niet wilde verkopen en dat ik die sieraden terug wilde. De sieraden waren voor mijn moeder dierbare herinneringen aan haar leven met mijn overleden vader en ze wilde deze heel graag aan mijn dochter, haar enige kleindochter, geven. Toen mijn vader nog leefde had mijn moeder minder contact met [verdachte] . Mijn vader was de pitbull. Zo'n type als [verdachte] zou met hem nooit in huis komen.
3. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2020 - zakelijk weergegeven - verklaard:
U bespreekt met mij de zaak van [slachtoffer] . Rond 2008 besprak ik met [slachtoffer] dat zij een aantal sieraden had die ze eigenlijk nooit droeg. Zij heeft mij toen een doosje met sieraden meegegeven.
Rond 2011 kwamen wij weer over de sieraden te spreken. Toen heeft [slachtoffer] mij een aantal sieraden gegeven. Het ging op precies dezelfde manier als in 2008: er stond een leren doosje/juwelenkistje klaar met daarin de sieraden.
Ik ben toen met de sieraden naar Amsterdam gegaan. Bij [C] is een inbrenglijst opgesteld.
Ik heb de sieraden in januari 2012 bij [C] achtergelaten. Een maand later, rond 20 februari 2012, werd ik gebeld door [betrokkene 6] . Hij zei dat [slachtoffer] vroeg naar de sieraden. Ik heb direct gezegd dat ik de sieraden had. [betrokkene 6] zei toen dat [benadeelde] mij daarover wilde spreken. Ik heb [benadeelde] toen dezelfde avond nog gebeld.
Ik heb toen met [benadeelde] afgesproken dat ik zou proberen een aantal sieraden uit de veiling terug te halen. Toen ik een paar dagen later terug in Nederland was ben ik bij [C] langsgegaan. Vanuit Spanje had ik al gebeld om te zeggen dat de dochter van [slachtoffer] de sieraden terug wilde. Een deel van de sieraden kon nog uit de veiling worden teruggetrokken.
U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat ik heb getracht de sieraden terug te geven, maar dat [betrokkene 7] had gezegd dat de catalogus al gedrukt was en u vraagt mij waarom ik toen niet heb geprobeerd om alle sieraden uit de catalogus te laten halen. Er waren hoge kosten aan verbonden om de sieraden uit de catalogus te halen.
U vraagt mij naar de oorstekers die bij [D] zijn ingebracht. Die oorstekers stonden in de catalogus van [C] , maar zijn uiteindelijk niet geveild. [betrokkene 7] belde mij en zei dat het om een relatief klein veilingstuk ging en adviseerde mij om de oorstekers bij [D] te brengen.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Op basis van het onderzoek ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft op 10 mei 2016 aangifte gedaan van verduistering van sieraden van haarzelf en van haar moeder [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [benadeelde] heeft verklaard dat zij er in 2010 achter kwam dat haar moeder sieraden had meegegeven aan de verdachte om te laten taxeren en dat deze sieraden nooit terug waren gekomen. [benadeelde] heeft verder verklaard dat zij begin 2012 met de verdachte heeft gesproken en heeft aangegeven dat zij de sieraden terug wilde.
De verdachte heeft verklaard dat hij een doosje met sieraden van [slachtoffer] heeft meegekregen en dat hij toestemming van haar had gekregen om deze sieraden te verkopen. Uit de inbrenglijst van [C] , gehecht aan het tussen de verdachte en [C] afgesloten inbrengcontract van 3 januari 2012, kan worden opgemaakt dat de verdachte 54 sieraden heeft ingebracht om te laten veilen (zie blz. 847 e.v.).
De verdachte heeft voorts bevestigd dat [benadeelde] hem in 2012 heeft gevraagd de sieraden terug te geven. Dit was nog voordat de veiling in april 2012 zou plaatsvinden, aldus de verdachte. Verdachte heeft bovendien verklaard te hebben geprobeerd de sieraden uit de veiling terug te halen om deze te kunnen teruggeven. Omdat niet alle sieraden (zonder kosten) uit de veiling konden worden teruggetrokken, is een aantal sieraden in de catalogus blijven staan. Uiteindelijk zijn 16 sieraden via [C] verkocht, de rest van de door de verdachte ingebrachte sieraden is aan de verdachte teruggegeven (zie blz. 840 e.v.).
Nog daargelaten wat de afspraak tussen de verdachte en [slachtoffer] was over het laten taxeren dan wel verkopen van haar sieraden, feit blijft dat de verdachte begin 2012 van [benadeelde] te kennen heeft gekregen - en dit ook zo door verdachte is begrepen - dat de sieraden terug moesten. De 38 sieraden die door [C] aan de verdachte zijn geretourneerd zijn echter niet teruggegeven aan [slachtoffer] en/of [benadeelde] . De verdachte heeft een aantal sieraden aan hen gegeven, maar dit waren sieraden die [benadeelde] niet herkende als de sieraden van haar of haar moeder. Van een hanger die de verdachte heeft teruggegeven was bovendien de diamant vervangen door een zirkonia, een imitatiediamant.
Ten slotte is gebleken dat de verdachte in december 2015 twee van de sieraden die bij [C] niet waren verkocht, te weten twee witgouden oorstekers met diamant, bij Venduhuis [D] heeft ingebracht, waarna deze in januari 2016 zijn geveild (zie blz. 899 e.v.). Dit is ruim 3 jaar nadat de verdachte van [benadeelde] te horen had gekregen dat hij de sieraden moest terugbrengen.
Tot slot maakt het hof bij de bewezenverklaring van het onderhavige feit gebruik van schakelbewijs, nu de unieke modus operandi van de verdachte hierbij - te weten het in sieraden vervangen van diamanten door zirkonia's - om de diamanten te kunnen verkopen hetzelfde is als bij de feiten zoals gepleegd in de zaak met parketnummer 09-857213-16, welke feiten de verdachte heeft bekend.
Nu de niet aan [slachtoffer] en/of [benadeelde] teruggegeven sieraden ten tijde van zijn aanhouding niet meer in het bezit waren van de verdachte, is naar het oordeel van het hof op grond van het vorenstaande wel genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte die sieraden heeft witgewassen.”
2.3
De bewezenverklaring houdt onder meer in dat de verdachte “een aantal sieraden (...) heeft overgedragen en/of heeft omgezet”. Deze onderdelen van de bewezenverklaring kunnen echter niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering. De uitspraak van het hof is ten aanzien daarvan dus ontoereikend gemotiveerd.
2.4
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen van de verdachte en de benadeelde partij voor het overige
De beoordeling door de Hoge Raad van het eerste cassatiemiddel en het tweede cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld en de cassatiemiddelen die namens de benadeelde partij zijn voorgesteld heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het derde cassatiemiddel, het vierde cassatiemiddel en het vijfde cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 09-852061-18 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 november 2022.