Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte en de benadeelde partij zijn voorgesteld
3.Beslissing
22 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 12 april 2021 werd gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1986, die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, J.Y. Taekema, heeft een cassatiemiddel ingediend, evenals de advocaat van de benadeelde partij, E.D. van Elst. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de bewijsvoering in strafzaken en de rol van steunbewijs in het kader van de bewijslast. De zaak benadrukt ook de procedurele aspecten van de benadeelde partij in het strafproces, met betrekking tot de vordering tot vergoeding van immateriële schade.