Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
22 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt aangeduid als n-o. De klager heeft een klaagschrift ingediend tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 23 april 2021, met nummer RK 21/001086. De advocaat van de klager, J.J.J. van Rijsbergen, heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn beroep. De Hoge Raad heeft op 22 november 2022 geoordeeld dat het cassatieberoep niet in behandeling kan worden genomen. Dit oordeel is gebaseerd op de redenen die zijn vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal, waarin wordt gesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn om vast te stellen dat het beslag ex artikel 134.2 van het Wetboek van Strafvordering is geëindigd. Hierdoor kan de klager, bij gebrek aan belang, niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de beschikking gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.