Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
13 december 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 5 februari 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat N. van Schaik, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.