ECLI:NL:HR:2022:1680
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingkwestie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door J.L.M. Reijnen, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Den Haag. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 december 2021, nr. SGR 21/3063 V, die op haar beurt een verzet behandelde tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 3 september 2021. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en zag geen aanleiding om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2022.