Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
5.Beslissing
15 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1959, was aangeklaagd voor het opzettelijk nalaten van handelingen met betrekking tot afvalstoffen, specifiek asbesthoudende golfplaten, in de gemeente Leudal. Het hof had de verdachte veroordeeld voor overtreding van artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, maar had verzuimd te vermelden dat deze overtreding opzettelijk was begaan. De Hoge Raad heeft deze misslag gecorrigeerd en de kwalificatie verbeterd, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de kwalificatie en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, was overschreden, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en drie weken. De overige klachten van de verdachte werden door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een correcte kwalificatie van strafbare feiten en de noodzaak om de redelijke termijn in cassatieprocedures te respecteren. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de strafmaat en de rechtszekerheid voor de verdachte.