Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 1 aanhef en onder 1° van de Wet op de economische delicten (hierna: WED):
“Economische delicten zijn:
1°. Overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens:
(...)
de Geneesmiddelenwet, de artikelen (...) 40, eerste en tweede lid;.”
- Artikel 2 lid 1 WED:
“1. De economische delicten, bedoeld in artikel 1, onder 1° (...) zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan; voor zover deze economische delicten geen misdrijven zijn, zijn zij overtredingen.”
- Artikel 6 lid 1 aanhef en onder 1° en 4° WED:
“1. Hij, die een economisch delict begaat, wordt gestraft:
1°. in geval van misdrijf, voor zover het betreft een economisch delict, bedoeld in artikel 1, onder 1° (...) met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren (...);
(...)
4°. in geval van overtreding, voor zover het betreft een economisch delict bedoeld in artikel 1, onder 1° (...) met hechtenis van ten hoogste een jaar (...).”
- Artikel 18 Sr:
“1. De duur van de hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.
2. Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop (...) de tijd van een jaar wordt overschreden.
3. Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.”
- Artikel 57 Sr:
“1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd.
2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum.”
- Artikel 62 lid 1 Sr:
“Bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.”