ECLI:NL:HR:2022:1601

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/03878
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid bij misleidende informatie in obligatiebrochure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/03878. De zaak betreft een geschil over onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijkheid, specifiek in het kader van misleidende informatie die door een vennootschap is verstrekt in een brochure voor de uitgifte van obligaties. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J.W. de Jong, heeft cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 15 juni 2021 werd gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en oordelen in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2020.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil, terwijl de kosten aan de zijde van verweerder 25 zijn vastgesteld op € 2.177,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03878
Datum11 november 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.W. de Jong,
tegen
1. [verweerder 1], wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2], wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3], wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4], wonende te [woonplaats],
5. [verweerder 5], wonende te [woonplaats],
6. [verweerder 6], wonende te [woonplaats],
7. [verweerder 7], wonende te [woonplaats],
8. [verweerder 8], wonende te [woonplaats],
9. [verweerder 9] B.V., [vestigingsplaats],
10. [verweerder 10], wonende te [woonplaats],
11. [verweerder 11], wonende te [woonplaats],
12. [verweerder 12], wonende te [woonplaats],
13. [verweerder 13], rechtsopvolger van [A],
wonende te [woonplaats],
14. [verweerder 14], wonende te [woonplaats],
15. [verweerder 15], wonende te [woonplaats],
16. [verweerder 16], wonende te [woonplaats],
17. [verweerder 17], wonende te [woonplaats],
18. [verweerder 18], wonende te [woonplaats], Duitsland,
19. [verweerder 19], wonende te [woonplaats],
20. [verweerder 20] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
21. [verweerder 21], wonende te [woonplaats],
22. [verweerder 22], wonende te [woonplaats],
23. [verweerder 23] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
24. [verweerder 24], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen,
en
25. [verweerder 25], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder 25],
advocaat: B.I. Kraaipoel,
en
26. [verweerder 26], wonende te [woonplaats],
27. [verweerder 27], wonende te [woonplaats], België,
28. [verweerder 28], wonende te [woonplaats],
29. [verweerder 29], wonende te [woonplaats],
30. [verweerder 30], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen,
verweerders 1 t/m 24 en 26 t/m 30 gezamenlijk aan te duiden als: [verweerders 1 t/m 24 en 26 t/m 30],

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/548616/HA ZA 18-219 van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2020;
het arrest in de zaak 200.278.515/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 juni 2021.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders 1 t/m 24 en 26 t/m 30] hebben geen verweerschrift ingediend.
[verweerder 25] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerder 25] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders 1 t/m 24 en 26 t/m 30] begroot op nihil, en tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 25] begroot op € 2.177,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
11 november 2022.