Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
8 november 2022.
Hoge Raad
Op 8 november 2022 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/00465, waarin het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte. De zaak betreft een poging tot doodslag, gepleegd in 2020 in Capelle aan den IJssel, waarbij de verdachte een ander meerdere malen met een mes in zijn lichaam heeft gestoken. In deze procedure heeft de verdachte geen middelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd tegen de eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag, die op 11 februari 2022 heeft plaatsgevonden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat namens de verdachte binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, dat de voorwaarden voor ontvankelijkheid van een cassatieberoep regelt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 8 november 2022 besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.