Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
1 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een rechtspersoon die beschuldigd werd van het feitelijk leidinggeven aan de illegale overbrenging van afvalstoffen, in strijd met de Wet milieubeheer, en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1948, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 2 maart 2021 een veroordeling heeft uitgesproken. De verdediging heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 5.000 naar € 4.750, met een vervangende hechtenis van 57 dagen. De overige klachten van de verdachte zijn door de Hoge Raad verworpen, zonder dat verdere motivering nodig was, aangezien deze niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. De uitspraak van het hof is dus vernietigd, maar alleen wat betreft de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis.