ECLI:NL:HR:2022:1555

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
21/03347
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag in Didam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2021. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een incident in Didam in 2020, waarbij hij een ander meerdere malen tegen het gezicht sloeg en tegen het hoofd trapte terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit gedrag werd gekwalificeerd als medeplegen van poging tot doodslag, zoals vastgelegd in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, P. van de Kerkhof, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03347
Datum1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2021, nummer 21-000560-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2022.