Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
1 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2021. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een incident in Didam in 2020, waarbij hij een ander meerdere malen tegen het gezicht sloeg en tegen het hoofd trapte terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit gedrag werd gekwalificeerd als medeplegen van poging tot doodslag, zoals vastgelegd in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, P. van de Kerkhof, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.