ECLI:NL:HR:2022:1541

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
22/00319
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2021. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij belanghebbende een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.

De griffier van de Hoge Raad had op 14 april 2022 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen. Deze verklaring is echter niet tijdig ingediend, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet. Op 30 juni 2022 heeft de griffier belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat belanghebbende op de hoogte was gesteld, is het griffierecht niet voldaan.

Op 1 augustus 2022 heeft de griffier opnieuw een bericht in het digitaal dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 8 augustus 2022 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00319
Datum28 oktober 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2021, nr. 20/00273.

1.De beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft op 14 april 2022 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen.
Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitaal dossier van belanghebbende is eveneens op 14 april 2021 een notificatie verzonden naar het door de belanghebbende voor dit doel opgegeven e–mailadres.
De verklaring is niet binnen die termijn ingediend waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 30 juni 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL heeft belanghebbende bericht gekregen dat deze brief op de afhaallocatie kon worden afgehaald. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 1 augustus 2022 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 8 augustus 2022 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.