ECLI:NL:HR:2022:1541
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 december 2021. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij belanghebbende een beroep deed op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht.
De griffier van de Hoge Raad had op 14 april 2022 een bericht in het digitaal dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om binnen twee weken een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te dienen. Deze verklaring is echter niet tijdig ingediend, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet. Op 30 juni 2022 heeft de griffier belanghebbende per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat belanghebbende op de hoogte was gesteld, is het griffierecht niet voldaan.
Op 1 augustus 2022 heeft de griffier opnieuw een bericht in het digitaal dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 8 augustus 2022 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.