ECLI:NL:HR:2022:1508

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
21/04996
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van klachten over bewijslastverdeling in arbeidsrechtelijke geschillen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten

In deze zaak heeft de werkneemster, vertegenwoordigd door haar advocaat M.J. van Basten Batenburg, cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het gerechtshof Den Haag. De werkneemster was in een geschil verwikkeld met haar werkgever, een uitzendbureau, over de kwalificatie van haar arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende bewijslastverdeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof, waarin de werkneemster in het ongelijk werd gesteld. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de werkneemster schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere beschikkingen. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de werkneemster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van het uitzendbureau op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04996
Datum21 oktober 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[de werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de werkneemster,
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[het uitzendbureau] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: het uitzendbureau,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 7294763 VZ VERZ 18-22745 van de kantonrechter te Rotterdam van 14 december 2018;
de beschikkingen in de zaak 200.256.008/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 februari 2020 en 7 september 2021.
De werkneemster heeft tegen de beschikkingen van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het uitzendbureau heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de werkneemster heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de werkneemster in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het uitzendbureau begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
21 oktober 2022.