Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de werkneemster, vertegenwoordigd door haar advocaat M.J. van Basten Batenburg, cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het gerechtshof Den Haag. De werkneemster was in een geschil verwikkeld met haar werkgever, een uitzendbureau, over de kwalificatie van haar arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende bewijslastverdeling. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof, waarin de werkneemster in het ongelijk werd gesteld. De advocaat-generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de werkneemster schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere beschikkingen. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de werkneemster in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van het uitzendbureau op nihil zijn begroot.