ECLI:NL:HR:2022:1506

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
21/03117
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningsrecht en eliminatie van bestemming in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eigenaar] en de Provincie Groningen. [Eigenaar] had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, terwijl de Provincie incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank, waarin de feiten van de zaak zijn behandeld. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft geconcludeerd tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van [Eigenaar] over het vonnis van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van [Eigenaar] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de Provincie zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak is voldaan. Tevens zijn de kosten aan de zijde van [Eigenaar] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03117
Datum21 oktober 2022
ARREST
In de zaak van
[Eigenaar],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [Eigenaar],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
PROVINCIE GRONINGEN,
zetelende te Groningen,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: de Provincie,
advocaat: J.A.M.A. Sluysmans.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/17/164563/HA ZA 18-319 van de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2019, 12 juni 2019, 11 november 2020 en 2 juni 2021.
[Eigenaar] heeft tegen het vonnis van 2 juni 2021 beroep in cassatie ingesteld.
De Provincie heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van zowel het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van de Provincie heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [Eigenaar] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Provincie begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [Eigenaar] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de Provincie in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eigenaar] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
21 oktober 2022.