Uitspraak
wonende te [woonplaats],
zetelende te Groningen,
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
in het incidentele beroep:
21 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eigenaar] en de Provincie Groningen. [Eigenaar] had beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, terwijl de Provincie incidenteel cassatieberoep had ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank, waarin de feiten van de zaak zijn behandeld. De advocaat-generaal W.L. Valk heeft geconcludeerd tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van [Eigenaar] over het vonnis van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep van [Eigenaar] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de Provincie zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak is voldaan. Tevens zijn de kosten aan de zijde van [Eigenaar] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.