ECLI:NL:HR:2022:150

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
21/04522
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling voor mensenhandel op basis van nieuwe feiten en betrouwbaarheid van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2022 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat C.P. Zwaanswijk, had verzocht om herziening van zijn veroordeling voor mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De aanvrager stelde dat er nieuwe feiten waren die de basis vormden voor de herziening, namelijk dat hij was veroordeeld op basis van een kennelijk leugenachtige verklaring van de aangeefster. De aanvrager voerde aan dat de getuige, die de hartsvriendin van de aangeefster zou zijn, kon bevestigen dat de verklaring van de aangeefster niet betrouwbaar was.

De Hoge Raad oordeelde dat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster door het hof was getoetst en dat deze op essentiële onderdelen steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals getapte telefoongesprekken en sms-berichten. Het hof had geen aanleiding om aan de kern van de verklaringen van de aangeefster te twijfelen, ondanks enkele inconsistenties. De Hoge Raad concludeerde dat de aangevoerde nieuwe feiten van onvoldoende gewicht waren om een ernstig vermoeden te wekken dat het onderzoek anders zou zijn verlopen als deze feiten eerder bekend waren geweest.

Daarom werd de aanvraag tot herziening afgewezen, en de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de aanvrager. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de voorwaarden voor herziening van een strafzaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04522 H
Datum8 februari 2022
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 mei 2018, nummer 20-000565-13, ingediend door C.P. Zwaanswijk, advocaat te 's-Gravenhage,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van twee jaren.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
In de aanvraag wordt aangevoerd dat nieuwe feiten bekend zijn geworden waaruit blijkt dat de aanvrager is veroordeeld op basis van een kennelijk leugenachtige verklaring van de aangeefster [aangeefster] , wat de nog niet gehoorde getuige [getuige] kan bevestigen. De aanvrager zou hoogstwaarschijnlijk zijn vrijgesproken als het hof daarmee bekend zou zijn geweest. Voor de concretisering van de nieuwe feiten wordt volstaan met de stelling dat de getuige [getuige] , die naar zeggen van de aangeefster haar hartsvriendin is, een keer is langs geweest in Nederland en dat de aangeefster haar toen zou hebben verteld over wat aan de aanvrager ten laste is gelegd.
3.3
Het arrest van het hof waarvan herziening wordt gevraagd houdt onder meer het volgende in:
“Betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
Hoewel sprake is van inconsistenties in de verklaringen van [aangeefster] en zij zich in haar latere verhoren door de raadsheer-commissaris -meer dan zes jaar na dato - niet alles meer kan herinneren, heeft het hof geen aanleiding om aan de kern van haar verklaringen te twijfelen, nu deze op essentiële onderdelen steun vinden in elkaar en in andere (objectieve) bewijsmiddelen, zoals de getapte telefoongesprekken en sms-berichten. Het hof gaat aan de uitleg van de verdediging over de achtergrond van die gesprekken en berichten voorbij. Het maken van een grapje met of over de vrouwen is wellicht niet ondenkbaar, maar gelet op de context van de gesprekken en berichten en de frequentie daarvan, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat telkens sprake is geweest van een grap of flirt. Ook vinden de verklaringen van [aangeefster] steun in de verklaringen van andere getuigen. Het hof is derhalve van oordeel dat de door [aangeefster] afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs.”
3.4
Uit het voorgaande blijkt dat het hof de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster heeft getoetst en heeft geoordeeld dat die verklaringen op essentiële onderdelen steun vinden in elkaar en in andere (objectieve) bewijsmiddelen, zoals getapte telefoongesprekken en sms-berichten, en in andere getuigenverklaringen. Tegen die achtergrond is het aangevoerde van onvoldoende gewicht om een ernstig vermoeden te wekken als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv.
3.5
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 februari 2022.